Biotoop
Teksten met dank aan Ottervriend.Klimaat.
De otter is niet gebonden aan een bepaald klimaat: hij komt voor van subarctische gebieden (Noord-Siberi?) tot in de tropen (Java). Watertypen.

Helderheid.
Otters jagen in hoofdzaak op zicht. Dit houdt in dat de helderheid van het water belangrijk is. Toch zijn otters ook in staat om in troebel water vis te vangen. Hierbij spelen de tastharen een belangrijke rol (Green, 1978). Hiermee kunnen ze de bewegingen van vissen op enige afstand registreren.
Waterdiepte.
Otters foerageren zelfs in beekjes van maar 10 cm diep (Van Wijngaarden & Van de Peppel, 1970). De maximale foerageer- diepte is niet bekend. Wel is geconstateerd, dat klifkusten met een waterdiepte van meer dan 5 meter niet door otters bewoond worden (Mason & Macdonald, 1 986 ) .
Schuil- en nestplaatsen.

In het grootste deel van het verspreidingsgebied huizen otters in holen, bijvoorbeeld onder rotsblokken. In Nederland worden, zowel om te schuilen als om de jongen te werpen, in de meeste gevallen bovengrondse legers gebruikt in dichte vegetaties, bijvoorbeeld in galigaan (Cladium mariscus).
Otters hebben langs oevers in hun leefgebied iedere 1 a 2 km een schuilplaats, echter in de kern van hun home-range is de onderlinge afstand kleiner (mededeling Van Moll).
Biotopen in Nederland

Otters prefereren rijk gestructureerde oeverzones met ondiepten, luwe plekken en begroeiing (Reuther, 1985). In strenge winters wijken otters uit naar specifieke winterrefugia, zoals zeekusten, brakke kreken, stroomwakken (bijvoorbeeld bij de sluizen van de Friese boezem bij Tacozijl en Lemmer) en wateren met veel kwel (zoals in diepe droogmakerijen).
Foto's met dank aan: International Otter Survival Fund.
Teksten met dank aan Ottervriend.